...de eerstgeborene van de Profeet ...
Zaynab was de oudste dochter van de Profeet en Khadija, de eerste moslim. Ze was getrouwd met haar neef Aboe l-’aas ibn Rabi’, die uit de familie van Abdoe Shams Ibn Abdoe Manaaf kwam. Zijn moeder was Haalah bintoe Khoewaylid, Khadidja’s zus.
Zaynab was de oudste dochter van de Profeet en tevens ook de eerstgeborene. Haar huwelijk met Aboe l-’aas was al vóór de komst van de Islam. Ze hadden elkaar lief en zij had een speciaal plaatsje in het hart van haar echtgenoot, haar schoonmoeder en haar eigen ouders. De vreugde tussen de twee families werd alleen maar vergroot, toen het stel gezegend werd met de geboorte van twee baby's. Een jongetje; Ali genaamd en een meisje; Oemmah genaamd.
Zaynab’s leven verliep gemakkelijk, totdat het meest gedenkwaardige punt in de geschiedenis van Mekka kwam. Haar vader was gekozen om een Profeet te zijn. Daardoor leed en strijde ze op een manier die al erg genoeg was voor mannen, laat staan voor vrouwen.
Zaynab ging de confrontatie aan met die moeilijkheden en werd het waard om de dochter te zijn van Mohammed , de leider van alle Profeten en de laatste van alle boodschappers.
Door haar dagelijkse bezoeken aan haar vaderlijke huis, was ze goed geïnformeerd over het begin van zijn profeetschap en van alle beproevingen waarmee hij werd geconfronteerd. Toen zij hoorde dat haar vader de Boodschapper Allah was, verklaarde ze onmiddellijk haar geloof erin. Hoe zou ze daar niet in hebben kunnen geloven, terwijl ze haar vader’s normen en waarden al kende? Zou het mogelijk zijn geweest om niet erin te geloven, terwijl ze van hem hield, zoals ze nooit van iemand anders had gehouden?
Maar ze vroeg zich af of haar echtgenoot ook in haar vaders boodschap zou geloven, of dat hij het zou ontkennen. Ze overdacht de situatie goed. Ze vertelde hem over de grote eer die haar vader had, doordat er een religie aan hem was geopenbaard. Ze vertelde er vol enthousiasme over en hij luisterde aandachtig. Toen ze klaar was, vroeg ze hem om zijn mening, maar ze werd verrast door zijn zwijgen. En toen ze angstig op een antwoord aandrong, zei hij dat hij het voor zichzelf niet passend vond om in deze nieuwe religie te geloven. Ze verklaarde vastberaden dat ze in haar vader geloofde. Hij verliet het huis, in stilte.
Zaynab’s positie tegenover da’wah was altijd erg standvast. Ondanks haar sterke liefde voor haar echtgenoot, twijfelde ze niet om aan haar geloof vast te houden, zelfs al stond hij erop om zijn rug ernaar te keren.
De Profeet ging door met het aanroepen van anderen tot de Islam. Sommigen van Qoeraysh accepteerden het, terwijl anderen het verwierpen. Hoe meer mensen de Islam accepteerden, des te vijandiger de anderen werden.
De Qoeraysh kwamen op een dag bijeen om het probleem te bespreken. Ze hadden op allerlei manieren geprobeerd de Profeet en zijn geloof te bevechten, maar dit keer hadden ze een nieuw plan bedacht. Een van hen zei: "Eerst help je Mohammed om zorgeloos te zijn, zodat hij zich kan concentreren op zijn da’wah. Stuur zijn dochters terug naar hem! Dat zal hem weer bezig houden" Wat een duivels idee!
Mohammed’s dochters, Roeqayyah en Oem Kalthoem, waren getrouwd met de twee neven van de Profeet ; Oetbah en Oetaybah, terwijl Zaynab getrouwd was met Aboe l-’aas Ibn Rabi’.
De leiders van Mekka zagen wel wat in het plan en haastten zich naar Aboe Lahab, de oom van de Profeet en de schoonvader van diens twee dochters. Hij was verrast door de eis dat zijn twee zoons, van Mohammed’s dochters zouden scheiden.
Het was wel bekend dat Aboe Lahab inderdaad een grote vijand van zijn neef was, maar de twee vrouwen laten scheiden was in die tijd een schaamtevolle actie. Dus twijfelde Aboe Lahab en zweeg. Zij vermoedden al waar Aboe Lahab aan dacht en lieten hem alleen met zijn vrouw, Oem Djamiel bintoe H’arb, die voorop liep in vijandigheid jegens de Profeet Mohammed en zijn geloof. Zodra Oem Djamiel haar echtgenoot berispte voor het vertragen van dit plan, ging hij onmiddellijk akkoord en vergat alle nobele motieven voor het beschermen van de familiebanden.
Oem Djamiel riep haar zoons en zei tegen hen: "Luister naar wat de ouderlingen van jouw stam jullie te zeggen hebben." Zij zeiden: "wij luisteren en zullen gehoorzamen."
Oem Djamiel was erg overheersend over haar zoons, en vertelde zij hun dat hen bevolen werden om van Mohammed’s dochters te scheiden en andere vrouwen van Qoeraysh te huwen. Het bevel was niet open voor discussie. Hierdoor haastten de twee echtgenoten zich terug naar hun vrouwen en hen bevolen om terug te keren naar hun vaders huis.
Qoeraysh was blij met het gelukken van dit plan en ze haastten zich naar Aboe l-’aas om hem over te halen om Mohammed’s derde dochter te laten scheiden. Ze zeiden hem: "Ga scheiden van je vrouw en we huwen je aan elke andere vrouw die je wilt".
Maar ze waren met stomheid geslagen door zijn antwoord. "Nee, bij Allah, ik zal nooit mijn vrouw verlaten en ik wil geen enkele andere vrouw." De samenzweerders vertrokken teleurgesteld, omdat het hen niet gelukt was om hem over te halen om van zijn vrouw te scheiden. Alhoewel de man de Profeet niet wilde volgen, hield hij van zijn vrouw en vond het schaamtevol en laag om van haar te scheiden alleen om de onbeschaamde leiders van Qoeraysh te plezieren.
Vele gebeurtenissen volgden: leed, geduld en strijd voor de Profeet en zijn volgelingen en wreedheid, onrecht en onderdrukking van Qoeraysh. Zaynab nam deel aan deze gebeurtenissen. Hoe kon ze gelukkig leven met haar echtgenoot, terwijl haar vader voorgelogen werd en zijn volgelingen gekweld werden?
Ze kon haar leed delen met haar familie en kreeg steun van haar vader, zowel verbaal als non-verbaal (dus met liefde). Toen kwam de beslissende dag in Mekka, toen de Qoeraysh de Profeet wilden vermoorden. Allah beval Zijn Boodschapper om te emigreren en dat deed hij.
De Islam groeide naar de verwachtte overwinning in de stad, toen de immigranten in Medina werden ontvangen. Eenzaamheid sloot haar in, na de dood van haar moeder en de veelbetekenende stap van haar vader, die samen met haar zusters geëmigreerd was. Hoewel het moeilijk voor haar was, verlichtten de verhalen van grote overwinningen van Islamitische da’wah haar wat. Ze had altijd de hoop gekoesterd dat haar echtgenoot zou gaan geloven en haar naar Medina zou brengen, maar hij bleef standvastig in noch geloven, noch in enkele handeling van agressie. Hij bleef een liefhebbende echtgenoot en liet niemand, wie dan ook, toe om haar te kwetsen op welke manier dan ook.
De tijd verstreek en het Islamitische volk werd steeds beter gedisciplineerd, terwijl het ongelovige volk steeds chaotischer werd. Uiteindelijk was de tijd gekomen om een einde te maken aan de conflicten, want de Peninsula (Pyreneese schiereiland) kon niet de beide tegenpolen aan. Toen kwam de slag om Badr.
De ongelovigen waren er zeker van dat zij de overwinning zouden behalen; zij waren immers met velen en de Moslims met weinigen. Alle vooraanstaande mensen van de Qoeraysh deden mee met het gevecht tegen Mohammed , waaronder ook Aboe l-’aas, Zaynab’s echtgenoot. Zaynab’s hart werd vervuld met verdriet, omdat haar vader, voor haar de meest geliefde persoon op aarde, de leiding gaf aan de gelovigen om de mensen van Qoeraysh te bestrijden. Ze wenste dat de oorlog nooit gevoerd hoefde te worden, want ze zou gekwetst worden, ongeacht welke van de twee partijen zou winnen.
De boodschappers van de Qoeraysh keerden terug naar Mekka met het nieuws van de overwinning die ze verwachten en de grootse voorbereidingen van de Qoeraysh waardoor ze de moslims gelijk zouden verslaan. Er gingen verhalen te ronde over de buit van de oorlog en de feesten die ze zouden vieren voor de overwinning. Zulke verhalen verergerden Zaynab’s verdriet, want haar liefde en haar trouw waren alleen voor haar vader en zijn leger van gelovigen. Ze hoopte vurig op hun overwinning, maar bij de aanvang van het gevecht, kwamen er tegenstellende berichten aan bij de vrouwen, kinderen en zwakken van Mekka; dit waren de enige achtergeblevenen.
De Profeet en zijn metgezellen overwonnen de Qoeraysh, en diens aanvoerders werden gedood, gevangen genomen of weggejaagd. Toen de overlevenden terugkeerden van Badr naar Mekka, ging Zaynab erop uit om haar echtgenoot te zoeken, in angst van zijn afwezigheid. Ze ondervroeg de overlevenden en ze hoorde dat hij één van de gevangenen was. Dit was een pak van haar hart. Zo lang hij onder haar vaders toezicht was, zou hij goed behandeld worden. Was het niet om zijn status bij de Qoeraysh, dan wel om haar plaats in haar vaders hart.
Een paar dagen na de nederlaag van de Qoeraysh, verwachtte ze de vrijlating van de gevangenen en de familieleden mochten de gevangenen vrijkopen. De familie van Aboe l-’aas was bereid om dit te doen, maar Zaynab stond erop om zelf de borg te betalen. Ze had van haar moeder als huwelijksgeschenk, een ketting gekregen en gaf die aan haar zwager. Ze vroeg hem om het aan haar vader te geven als borg voor haar echtgenoot.
Amr Ibn Rabi’ (de broer van Aboe l-’aas) benaderde de Profeet met een uitgestrekte hand en zei: "Zaynab, de dochter van Mohammed, stuurt me met deze ketting om mijn broer Aboe l-’aas Ibn Rabi’ vrij te kopen."
De Profeet opende het pakketje en zag Khadidja’s ketting. Het deed hem denken aan zijn meest geliefden, namelijk zijn vrouw en zijn dochter. Zijn hart verzachtte en hij zei tegen de mensen om hem heen: "Dit is Khadidja’s ketting, die Zaynab me toegestuurd heeft om haar echtgenoot vrij te kopen; Aboe l-’aas bin Rabi. Als jullie ermee instemmen om haar echtgenoot vrij te laten, en haar ketting terug te geven, doe dit dan alstublieft."Zij zeiden in overeenstemming: "Hier stemmen wij mee in, O Boodschapper van Allah."
Aboe l-’aas observeerde het hele gebeuren. Deze gebeurtenis bleef in zijn hart gegrift en zou hem hierna erg beïnvloeden. De Profeet (s.a.w.s) vroeg Aboe l-’aas om dichterbij te komen en toen hij dit deed, fluisterde de Profeet hem iets toe. Aboe l-’aas knikte toestemmend en vertrok om naar Mekka terug te keren. De Profeet keerde zich naar de Moslims die bij hem zaten en zei: "Bij Allah, we hebben nooit zijn lof als schoonzoon gemeden."
Aboe l-’aas bereikte Mekka en ging gelijk naar huis. Zijn hart was gebroken, want de Profeet had hem laten beloven dat hij zijn vrouw Zaynab zou toelaten om naar Mekka te emigreren, omdat de Islam hen had gescheiden. Zaynab, de gelovige, was niet meer geschikt voor Aboe l-’aas, de veelgoden -aanbidder, ondanks de liefde en verwantschap die hen al die jaren aan elkaar verbonden had. In feite, had de Islam de moslim-vrouw geëerd door haar een huwelijk met een niet-moslim te verbieden. Toen Aboe l-’aas zijn huis binnen trad, was de uitdrukking op zijn gezicht, ver van de uitdrukking van een man die net een oorlog overleefd had en terugkwam naar zijn geliefde. Zaynab verwelkomde hem, maar hij reageerde niet op haar lieve woorden van lof. Gevoelig voor zijn kille reactie vroeg ze hem wat er aan de hand was en er werd haar gezegd dat ze binnen een paar dagen naar haar vader in Medina zou emigreren.
"En jij dan, neef?," vroeg ze. Maar hij zweeg. Ze kon niet geloven dat haar echtgenoot haar alleen liet reizen naar een andere stad, zonder hem, maar het was aan zijn gezicht af te lezen dat hij het meende. Zayd ibn H’aarithah zou uit Medina komen om haar tijdens haar reis te vergezellen en hij zou haar in Batn Ya’djoedj treffen, een plaatsje net buiten Mekka.
Toen die dag aanbrak, vroeg Aboe l-’aas aan zijn broer Kienaanah om haar naar Batn Ya’djoedj te brengen, waar Zayd op haar zou staan te wachten.
Zaynab was vier maanden zwanger, dus bereidde haar echtgenoot een comfortabele zetel voor, voor haar reis. Kienaanah begeleidde haar bij dageraad de stad Mekka uit, maar voor hen lag een ongelijksoortige groep mensen op de loer, die met hen spotten. Zij vonden dat deze emigratie bij dageraad een daad was om hen uit te dagen Ze pakten hun wapens en achtervolgden haar. Zij die hen inhaalden, zeiden tegen Kienaanah dat hij haar terug moest brengen, maar dit weigerde hij. Toen probeerde één van hen; H’abbaar ibn Al-Aswad, haar bang te maken met zijn speer, maar ze viel van haar kameel, bloedde en verloor haar baby.
Kienaanah pakte zijn pijlen en dreigde de mensen. Hij zei: "Bij Allah, als één van jullie dichterbij komt, schiet ik." Ze schrokken terug toen ze zagen dat hij vastberaden was om haar te beschermen. Aboe Soefyaan ibn H’arb stapte op hem af en zei: "doe je pijlen weg, we willen met je praten." Kienaanah deed dit en Aboe Soefyaan verklaarde hun gedrag: "Je zit fout doordat je haar voor ieders aanzicht wegbrengt, al weet je heel goed wat ons is gebeurd door toedoen van Mohammed. Hierdoor gaan de mensen denken dat we vernederd en afgezwakt zijn. We winnen er niets bij, door haar hier te houden. Breng haar naar huis, tot de mensen gekalmeerd zijn en denken dat ze het voor elkaar hebben gekregen om haar tegen te houden. Breng haar dan in het geheim naar haar vader."
Kienaanah keek naar Zaynab en zag dat ze hevig bloedde. Hij bedacht dat het beter zou zijn om haar terug te laten keren naar huis, tot ze zou herstellen. Daarna zou ze haar reis kunnen hervatten.
De mannen die Zaynab dit aangedaan hadden, waren triomfantelijk over hun daad en vonden zelfs dat het een overwinning over de Profeet was, doordat ze haar zover hadden gekregen om terug te keren naar haar huis. Hind bintoe ‘Oetbah had gezien wat ze hadden gedaan en treiterde hen ermee, door te zeggen:
"In oorlogstijden gedragen jullie je als vrouwen en in vrede gedragen jullie je grof." Ze doelde hiermee op door de overwinning op hen, van Mohammed enerzijds en hun overwinning op zijn dochter anderzijds.
Deze groep mannen vertrok, overspoeld van schaamte. Zelfs hun vrouwen en dochters, bekritiseerden hun hatelijke daad. Zaynab herstelde al gauw en kon binnen een paar dagen door Kienaanah naar Zayd bin Harithah gebracht worden. Zijn terugkomst naar Mekka was een trotse gebeurtenis.
Zaynab’s reis was lang. Ze verlangde naar haar geweldige vader, die haar bij aankomst ontving op een manier zoals elke vader zou doen, bij de terugkomst van een dochter, die hij na lange tijd weer ziet en die een zware reis achter de rug heeft.
Zaynab voelde zich vereerd om in haar vaders huis te mogen blijven. Maar hoe meer dagen er voorbij gingen, nadat ze haar echtgenoot had achtergelaten, des te meer ze zich ging afvragen waarom ze niets van hem hoorde. Hoe kon hij het uitstaan om van haar gescheiden te zijn, alhoewel hij zoveel van haar hield. Was hij niet degene die het aanbod van Qoeraysh had afgeslagen om van haar te scheiden en met hun mooiste vrouw te trouwen? Was hij niet degene die bekend stond om zijn prachtige poëzie die hij aan haar opdroeg, iedere keer als hij vertrok op een handel excursie? Die mooie gedichten die haar lieve karakter benoemden en de eervolle manieren van haar vader. Dit alles betekende duidelijk dat zij een speciaal plaatsje in zijn hart had. Hoe kon hij haar zo vergeten? Ondanks het feit dat ze wist dat hij van haar hield, bleef ze verward en onzeker over zijn afwezigheid. Er was geen nieuws dat hij hertrouwd was, dus waarom duurde het zo lang? Ze verwachtte dat hij aan haar deur zou kloppen en zijn toewijding aan de Islam zou verklaren. Al had ze zo lang gewacht, ze verloor nooit hoop dat haar echtgenoot zou terugkeren.
Op één van zijn ruil expedities naar de Levant, werd hij aangehouden door het moslimleger. Ze blokkeerden voor hem de weg en namen al zijn bezittingen in beslag. Aboe l-’aas vluchtte en zocht in Medina, waar zijn vrouw was zijn toevlucht. Hij klopte aan de deur en verraste haar. Ze riep uit in verwarring: "Welkom neef! Ben je eindelijk naar het juiste geleid?"
Aboe l-’aas, liet zijn hoofd zakken en keek toen beschaamd weer omhoog en zei: " Eigenlijk kom ik niet als een Moslim. Ik kom om hier mijn toevlucht te zoeken tegen het Moslimleger die mij achtervolgden." Zaynab had gemengde gevoelens: pijn van het frustrerende antwoord en hoop op zijn bekering. Ze zei: " Welkom Aboe l-’aas, een ieder die zijn toevlucht zoekt in het huis van de Boodschapper van Allah zal niet teleurgesteld worden."
De nacht verstreek en de Ahaan (oproep voor het gebed) voor de Fadjr-gebed werd omgeroepen. Zaynab merkte dat haar vader zich klaarmaakte voor het gebed. Zij bereidde zichzelf voor om iets te doen, wat geen vrouw ooit eerder had durven doen. Ze zou luid verklaren dat zij aan Aboe l-’aas toevlucht geboden had. Maar ze twijfelde ook of haar vader dit wel goed zou vinden. Was het toelaatbaar voor een vrouw om toevlucht aan iemand te bieden?
De Profeet stond op het punt om zijn stem te verheffen voor de Takbier om het gebed te beginnen met de Moslims die met hem waren. Zaynab besloot om haar plan uit te voeren. Ze hief haar stem en zei luid: "Ik heb toevlucht geboden aan Aboe l-’aas ibn Rabi’ " Haar roep was door iedereen gehoord.
Toen de Profeet zijn gebed had beëindigd, zei hij: "O, mensen, hebben jullie ook gehoord wat ik hen gehoord?" Zij antwoordden: "Ja, o, boodschapper van Allah, ook wij hoorden wat jij hoorde".
De Profeet zei toen: "Bij Hem, in Wiens handen mijn ziel ligt, ik wist hier niets van, totdat ik hoorde wat jullie hoorden. De moslims zijn één hand tegen hun vijanden, en wij zullen toevlucht bieden aan elk aan wie zij dat heeft gedaan."
Toen hij zijn gebed had afgerond, ging hij naar zijn dochter die met Aboe l-’aas was. Ze haastte zich naar haar vader en zei: "O, Boodschapper van Allah, Aboe l-’aas is mijn neef en de vader van mijn zoons, en ik heb hem toevlucht geboden."
De Profeet lachte en zei: "Wij bieden toevlucht aan een elk aan wie jij toevlucht biedt. Wees vriendelijk tegen hem, maar laat hem je niet aanraken, omdat dat officieel nog steeds niet toelaatbaar is."
De Profeet vertrok naar zijn huis en zij volgde hem. Ze vroeg hem om Aboe l-’aas terug te geven wat van hem ontnomen was. De Profeet beloofde dit te doen. Zij keerde tevreden terug naar Aboe l-’aas en keek hem beschuldigend aan. Hij had haar verlaten, maar hij gaf haar een veelbelovende blik terug.
Aboe l-’aas woonde de bijeenkomst bij van De Profeet met zijn metgezellen. De hoeveelheid respect en gehoorzaamheid aan de Profeet, verbaasde hem. Zoveel liefde en trouw had hij nooit eerder gezien, zelfs niet tijdens zijn reizen naar de Perzische of Byzantijnse keizers. Als de Profeet begon te spreken, luisterde iedereen met ontzettend veel respect.
De Profeet zei, terwijl hij naar Aboe l-’aas wees: "Deze man is één van ons, zoals jullie weten, en jullie hebben hem zijn geld ontnomen. Als jullie hem welwillend zijn, en jullie willen hem zijn geld teruggeven, dan zal ik dat waarderen. Maar als jullie hem zijn geld niet terugwillen geven, dan zal dat jullie recht zijn, want het geld is van de buit van de oorlog , waarmee Allah jullie begunstigd heeft."
Toen antwoordden de Metgezellen in overeenstemming: "Wij zullen hem zijn geld teruggeven." Nadat dit gezegd was, verzamelden ze zijn eigendommen en gaven het aan hem terug. Ze vroegen hem: "Is er nog iets anders?" Hij antwoordde: "Nee. Moge Allah jullie belonen met het beste."
Aboe l-’aas vertrok naar Mekka met zijn geld en goederen. De Profeet volgde hem met zijn ogen en zei: "Toen hij tot mij sprak, was hij eerlijk en toen hij me iets beloofde, kwam hij die na."
Toen Aboe l-’aas Mekka bereikte, riep hij de mensen van Qoeraysh bijeen om hun deel van de winst te nemen. Nadat ze dit gedaan hadden, vroeg hij: "O, mensen van Qoeraysh, is er iemand die niet zijn deel van het geld heeft ontvangen?" Zij zeiden tegen hem: "Nee. Moge Allah je met het beste belonen. We vonden jou altijd al trouw en vrijgevig"
Toen deelde hij hen mee:
"Dan, getuig ik dat er geen God is dan Allah, en dat Mohammed zijn dienaar en boodschapper is. Bij Allah, het enige dat mij ervan weerhield om mijn geloof in Islam te verklaren, was dat ik bang was dat jullie wellicht zouden denken dat ik jullie geld wilde ontnemen. Nu dat ik jullie je geld heb teruggegeven, verklaar ik mijn geloof in de Islam."
De mensen waren met stomheid geslagen. En, wat hem betreft, hij emigreerde gauw naar Medina, stond voor de Profeet en uitte zijn twee getuigenissen. Alle moslims haastten zich om hem te feliciteren. Ze waren altijd blij met al wat de Profeet verblijdde en ze wisten dat de Profeet altijd had gewenst dat Aboe l-’aas een Moslim zou zijn.
De Profeet liet zijn dochter toe terug te keren naar haar echtgenoot. Zaynab’s huis werd dus overweldigd met geluk, zoals alle huizen van de familie van de Profeet. De mensen beseften dat de Profeet echt van zijn dochter hield en dat hij er blij mee was, dat ze terugkeerde naar haar echtgenoot.
Een jaar na deze gebeurtenis, werd Zaynab ziek en stierf. Haar echtgenoot rouwde diep om haar verlies. De Profeet stond hem bij en zijn verdriet was niets minder dan dat van haar echtgenoot. De Profeet stuurde iemand naar de vrouwen die haar lichaam wasten en zei tegen hen: "Was haar drie of vijf maal met water en lotus en voeg dan kamferolie in de laatste was toe. Begin met wassen aan haar rechterzijde en de reine delen, en als jullie klaar zijn, laat het mij dan weten." De vrouwen deden wat hij hun had gezegd en toen ze klaar waren, vertelden ze het hem. Hij gaf hun een stuk van zijn eigen kleding en zei: "Wikkel haar hierin" De vrouwen namen het kledingstuk van de Profeet aan en wikkelden haar erin en begroeven haar."
Zaynab’s dochter, Oemmah, bleef de levende herinnering van haar moeder. Ze was een van de meest geliefden van de familie van de Profeet en het meest dierbaar in zijn hart. Aïsha verhaalde dat iemand ooit eens een ketting aan de Profeet had gegeven, als een cadeautje. Hij zei: "Ik zal het geven aan de meest dierbare in mijn familie".
Alle vrouwen zeiden: "De dochter van Aboe Qoeh’aafah zal het krijgen" Maar hij riep Oemmah, de dochter van Zaynab, bij zich en hing de ketting om haar nek.